Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zijt Gij niet [44]van ouds af de HEERE, mijn God, [45]mijn Heilige? [46]Wij zullen niet sterven; o HEERE! [47]tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en [48]o Rots! om [49]te straffen, hebt Gij hem gegrondvest. 44. Dat is, van eeuwigheid. 45. Onder andere namen, die God gegeven worden, is ook deze, de Heilige Israels. Zie Ps.71:22. Zie ook Jes.12:6, en Jes.43:3,15 en Jes.49:7. 46. Dat is, wij zullen niet ganselijk door de Chaldeen uitgeroeid worden, maar Gij zult ons door uw krachtige hand verlossen. 47. Dat is, opdat hij [te weten de koning te Babel] uwe gerichten volvoere. 48. Dat is, o Heere, op wien wij ons verlaten en steunen, als op onzen rotssteen. Dit zijn woorden van den profeet in zijn en in des volks naam. Verg. Deut.32:4; Ps.18:3, en Ps.19:15. 49. Te weten ons en anderen, of zichzelven, te weten nadat hij , als een roede en staf van uw toorn, ons zal gekastijd hebben. Verg. Exod.9:16.